Vader door dochter gewond, poging tot doodslag.
Eenrum, maandag 24 oktober 1938.
De 28-jarige dochter van den landarbeider Bene Diephuis en Grietje Staal alhier heeft vanmorgen na een woordenwisseling met haar vader, dezen 67-jarigen man met een scheermes aangevallen en verschillende wonden in het gelaat toegebracht. De oude man is naar het Diaconessenhuis te Groningen overgebracht; zijn toestand is niet levensgevaarlijk. De dochter die niet den indruk maakte overspannen te zijn, is in het gemeentehuis opgesloten. In het gezin van den landarbeider, dat bestaat uit man, vrouw, een 28-jarige dochter en een 35-jarigen zoon, heerste herhaaldelijk twist.
Den zoon is dit op den duur te machtig geworden en dinsdag jl. heeft hij de ouderlijke woning verlaten, zonder dat men enig spoor van hem gevonden heeft. Men vreest, dat hem een ongeluk is overkomen. Na zijn verdwijning was de toestand in het gezin Diephuis er niet beter op geworden en zoo kwam het vanmorgen vroeg weer tot een ruzie in verband met de afwezigheid van den zoon. Deze woordenwisseling had bovenvermeld treurig gevolg.
Ingezetene van Eenrum vermist.
Sedert dinsdagavond 18 oktober heeft de te Eenrum woonachtige Hendrik Diephuis, oud 35 jaren de woning zijner ouders zonder kennisgeving verlaten en sedert dien heeft men niets van hem gehoord.
Hij was gekleed in een donkerbruin gestreept pak, bruine pantoffels, donkergrijze boezeroen zonder boord, lichte pet en is ongeveer 1.75 lang gezette figuur, rond blozend gezicht en blond haar. Geen knevel.
Hij is in het bezit van een Simplex-rijwiel met twee trommelremnaven en jasbeschermer.
Waar de ouders in ongerustheid verkeren wordt opgaaf van zijn verblijfplaats aan den burgemeester van Eenrum op prijs gesteld.
Het familiedrama te Eenrum.
Kloosterburen, maandag 14-11-1938. Lijk van vermisten zoon gevonden.
De vorige maand verliet de 35-jarige Hendrik Diephuis na een heftige woordenwisseling de woning van zijn ouders te Eenrum.
Het gelukte de politie niet hem op te sporen. Men zal zich herinneren, dat in verband hiermede enige dagen later een hevige ruzie ontstond in het gezin Diephuis, waarbij de 28-jarige dochter haar vader met een scheermes aanviel en ernstig verwondde.
De dochter is ter beschikking van de Justitie gesteld. Gisteren is het lijk van den 35-jarigen zoon uit een kolk onder Hornhuizen (gemeente Kloosterburen), opgehaald. Gistermiddag heeft de politie uit de kolk van den landbouwer L. J. Westerhuis te Hornhuizen het rijwiel opgedregd van het op maandag jl. aldaar drijvend aangetroffen lijk van den 35-jarigen Hendrik Diephuis te Eenrum.
Rechtbank verslag donderdag 09-02-1939
Droevige huiselijke omstandigheden hebben geleid tot een poging tot doodslag van de 28-jarige Trientje Diephuis te Eenrum, gepleegd op haar vader, Bene Diephuis. Tussen man en vrouw kwam het herhaaldelijk tot ruzie. Ten slotte leefden man en vrouw naast elkaar, zonder een woord meer tegen elkaar te wisselen. De dochter verweet dezen ellendige toestand aan den vader. Moeder zat doorlopend te schreien. En zoo is bij haar het denkbeeld geboren om vader uit den weg te ruimen. Op zaterdag den 20sten Oktober 1934 is dat voornemen zodanig gerijpt, dat zij een scheermes opzocht met de bedoeling haar vader te doden. Maar zij gaf geen gevolg aan haar voornemen, omdat de moeder steeds in de buurt was en zij niet wilde, dat moeder het zou zien. Den gehelen zondag heeft zij het plan in het hoofd gehad. Het ongeluk met haar broer heeft haar zoo van streek gemaakt, dat zij het moest doen. Zij heeft gewacht tot maandagmorgen en toen vader bezig was zich te wassen is zij onverhoeds op haar vader toegesprongen en heeft hem een aantal sneden in den nek, de handen en op den rug toegebracht. Na alles verklaart zij geen berouw over haar daad te hebben.
Maar toch, als ze op het ogenblik een geladen revolver had, zou zij niet op haar vader schieten, omdat ze nu heel anders is dan toen.
Toen was ze zoo opgewonden, dat ze tegen den veldwachter heeft gezegd: „Het spiet mie, dat hai nait dood is".
Deze veldwachter verklaart, desgevraagd, dat de algemene indruk in de omgeving is, dat de grootste schuld niet ligt aan den man.
De vrouw verklaart dat zij dien morgen haar man en dochter vechtende heeft gezien zij heeft geen scheermes en ook geen blinkend voorwerp gezien. Zij heeft toen geroepen: „Schai oet, schai oet!"
Zij is haar man absoluut niet aan geweest. Zij geeft toe, dat de verhouding tussen haar en haar man slecht was. De man onthield haar elke week geld, volgens haar zeggen. Maar hij ontkent dat ten stelligste. Hij droeg altijd alles af. Volgens haar kreeg hij elke week een daalder zakgeld, volgens hem een daalder in een heel jaar. Op de vraag van den Officier van Justitie deelt de veldwachter mee, dat hij een paar duizend gulden in het bezit gevonden heeft van de vrouw. Het blijkt, dat het geld in deze aller droevigste familie de oorzaak is geworden van alle ellende.
Dr. Jitze Posthumus, die het slachtoffer heeft behandeld, verklaart, dat de aan de duim toegebrachte wonde van dien aard is, dat deze niet weer goed functioneren zal. Levensgevaar is er niet geweest. Er waren gelukkig geen grootte slagaders getroffen en de bloeding was voor het grootste deel tot stilstand gekomen. Hij heeft bij zijn bezoeken aan het gezin wel een gemis aan wederzijdse hartelijkheid waargenomen, maar een precies beeld van de gezinsverhoudingen heeft hij niet gekregen.
Dr. S. van Mesdag, als psychiater gehoord, is tot de conclusie gekomen, dat bij dit meisje een onjuiste waardering is van hetgeen haar ten laste is gelegd. Zij meent, dat zij zoo moest optreden. Spijt of berouw heeft zij niet. Zij weet heel goed dat de maatschappij niet toestaat, hetgeen zij heeft gedaan. Zwakzinnigheid of ziekelijke stoornis der geestvermogens is er niet. Er is geen sprake van dwang- of droomtoestand. Zij moet volkomen toerekeningsvatbaar worden geacht. Zij is door de schokkende gebeurtenis met haar broer tot de daad gekomen. Dat heeft de haat tegen haar vader, die reeds jarenlang bestond, omdat zij dien vader heeft leren zien, zoals de moeder den man ook zag, doen 'toenemen.
's Zaterdags had haar plan om haar vader te doodden al een begin van uitvoering gekregen en dat is den hele zondag in haar blijven hangen. Als zij in den vroegen ochtend van maandag niet de gelegenheid had gekregen, dan zou zij op een betere gelegenheid, desnoods nog een paar dagen hebben gewacht. Het plan stond bij haar vast en moest worden uitgevoerd. Verdachte, desgevraagd, erkent dat volkomen. Dr. van Mesdag verwacht dat zij later nog wel zal komen tot een beter inzicht. Omdat de moeder zoo te doen had over het lot van den zoon en deze met de moeder één lijn trok tegen den vader, is bij haar het idee ontstaan, dat de vader alleen in den weg stond.
Dit is haar levensprobleem geweest en de doctor verwacht niet, dat zij niet altijd langs gewelddadige weg een oplossing zal zoeken.
Het is hier een wanhoopsdaad geweest, als gevolg van den samenloop van omstandigheden, die zich niet zullen herhalen.
De Officier van Justitie begint met te wijzen op de vrij gelukkige afloop van dit drama en de ogenschijnlijke ijzige kalmte, die verdachte bij het vooronderzoek aan den dag heeft gelegd, zij doet geen enkele poging haar daad te verbloemen.
Alleen het raadselachtige van deze zaak was het onevenredige trekken der motieven en de daad zelf.
De daad is in hoofdzaak te wijten aan de financiële moeilijkheden.
De vrouw hield de koorden der beurs in handen en kon niet hebben, dat de man iets van dat geld gebruikte.
Dat er zulk een flink bedrag in dit gezin is aangetroffen na het gepleegde misdrijf, bewijst dat deze man altijd goed voor zijn gezin heeft gezorgd. Aan de zijde van de vrouw is hier — al moge er iets anders aan mankeren — eveneens schuld.
De overdreven geldzucht is hier de oorzaak van de verwoesting van het samenleven van dit gezin.
Spr. weet dat primair ten laste gelegde poging tot moord gehandhaafd kan blijven, zoals spr. met het weergeven der feiten aantoont.
Een wonderbaarlijk toeval is het dat deze man niet is gestorven, als gevolg van de omstandigheid, dat er geen slagaders zijn getroffen. Berouw heeft deze vrouw niet en nog leeft in haar diezelfde gedachte, als zij haar vader ziet. De vader barst in huilen uit, pleitte clementie bij spreker voor haar; maar zijzelf antwoordt op de vraag of ze geen spijt heeft van haar daad: „Neen".
Waar verdachte volkomen aansprakelijk kan worden gesteld volgens het rapport van dr. Van Mesdag en de feiten zoo ernstig zijn, durft spreker geen lage straf voor te stellen en rekwireert wegens poging tot moord een gevangenisstraf voor den tijd van vier jaar.
De verdediger, mr. Veenhoven, zegt zich te hebben verbaasd over de merkwaardige houding die verdachte in een gesprek met hem aannam. Met grootte oprechtheid en zonder enige emotie gaf zij de feiten toe en sprak erover alsof het feit haar niet aanging.
Alleen wat het levensgeluk van haar moeder betreft geeft zij blijk van emotionaliteit. Te harer verontschuldiging voert pleiter aan de strijd tussen de ouders, waarbij de kinderen de zijde der moeder hebben gekozen. Het leven in huis daar was een hel. Zij heeft met volkomen overtuiging en volkomen te goeder trouw gemeend, dat haar vader de schuld van alles was. Zij is hem gaan haten en dat is begrijpelijk, omdat ze nooit van hem een blijk van vaderlijke zorg heeft mogen ondervinden. Zij zal daaronder zeer geleden.
Toen is na een ruzie tussen vader en zoon, de zoon weggegaan. Zij gaf haar vader de schuld dat haar broer een wanhoopsdaad heeft gepleegd, waarvan haar moeder zoveel verdriet had. Daardoor is de wrok tegen haar vader als een alles overheersend gevoel gekomen. Zij zag den enigen uitweg in den dood van haar vader en zoo is zij gekomen tot de wanhoopsdaad.
Het enige doel is geweest haar moeder te helpen. Wat zij den vader aandeed beschouwde zij als een weldaad aan haar moeder. Kortzichtig, dom! Dat daarop straf zou volgen, was zij zich bewust. Zij wilde voor haar daad boeten. Zij deed het, alleen omdat zij dat zag als een middel om haar moeder te bevrijden uit die hel, waarin deze leefde. Alles weten is niet alles vergeven. In dit geval kan er echter al veel vergeven worden aan deze beklagenswaardige verdachte, met wie men eigenlijk diep medelijden moet hebben, roept pleiter de clementie der rechtbank in.
De Officier van Justitie merkt daartegen nog op, dat het niet alleen de liefde tegenover de moeder is geweest, maar ook de zelfoverschatting, dat zij de persoon was om de daad, waarvoor haar broer, volgens een door haar gemaakte opmerking te laf was, te verrichten. Verdachte vraagt een minder zware straf. Maar op de vraag van den president, of het gevoel van berouw over haar daad er nog altijd niet is, antwoordt ze: „Nee meneer".
Rechtbank te Groninen, 09-02-1939
Poging tot moord op haar vader. De rechtbank te Groningen veroordeelde hedenmorgen de 28-jarige T. D. te Eenrum, thans gedetineerd, verdacht van poging tot moord op haar vader, tot vier jaar gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Op 24 oktober j.l. had zij hem bij een huiselijken twist met een scheermes ernstige verwondingen toegebracht. De eisch was eveneens vier jaar gevangenisstraf.
Bron: diverse kranten