Leendert B. dagloner te Ulrum, stond terecht, ter zake, dat hij in den nacht van 14 op 15 Dec. 1912 te Ulrum den onbezoldigd rijksveldwachter K. de Vries, terwijl deze surveilleerde, herhaaldelijk met de vuist in het gelaat heeft geslagen.
Leendert was te Ulrum in een café aan het jassen om schaapvlees.
Het werd tijd van sluiten — er is een tijd van komen en van gaan.
Op dit moment ontstond enige herrie.
Leendert was te Ulrum in een café aan het jassen om schaapvlees.
Het werd tijd van sluiten — er is een tijd van komen en van gaan.
Op dit moment ontstond enige herrie.
Beklaagde ontkende echter ten sterkste de Vries, die ook in het café was, buiten te hebben geslagen; eveneens dat hij gezegd moest hebben: "Ik heb schijt aan de politie".
De getuige a decharge R. Vos beweerde, dat beklaagde den onbezoldigde veldwachter niet heeft gestompt of geslagen; hij was steeds bij de herrie geweest.
Getuige J. Batema is, toen de Vries beval het café te verlaten, ook weggegaan.
Getuige J. Batema is, toen de Vries beval het café te verlaten, ook weggegaan.