Overstroming Westpolder 1877 door Tjipke Klazes Zijlstra (toen 11 jaar)
Hieronder het indrukwekkende verhaal vastgelegd in februari 1941 van de heer Tjipke Klazes Zijlstra (75jaar) te Ulrum, geboren 28 augustus 1865 te Engwierum, overleden 6 juli 1942 te Vierhuizen. Zijn ouders waren van Engwierum naar hier vertrokken, om bij het indijken van de Westpolder behulpzaam te zijn. Na het inpolderen zijn ze er gebleven. Als 11-jarige jongen uit een arbeidersgezin in de Westpolder maakte hij die bange nacht mee.
Zijn belevenissen zijn vastgelegd.
Geweldige storm en hoge vloed in de avond van dinsdag 30 januari 1877, zodat de peilschaal te Zoutkamp 3.90 meters boven volzee (boven gewoon hoogwater) aanwees. Van de Panserpolder en Westpolder werden de dijken grotendeels vernield, waardoor in de laatste polder 14 mensen en de meeste schapen en varkens verdronken, terwijl enige huizen wegspoelden en andere erg beschadigden.
“Vier en zestig jaar geleden. Ik was een jongen van elf en kwam 's namiddags met mijn jongeren broer Paulus uit school, het was stormweer! Er waaide een flinke wind uit het zuidwesten. Mijn ouders woonden in de polder, in een huisje van burgemeester Lammert Helprigs Dijkhuis, het huisje stond schuin tegenover de boerderij van burgemeester, de Manneplaats, zo genoemd, omdat het een mandeelige boerderij is, burgemeester woonde zelf te Ulrum. Op de Manneplaats was een zetboer, een zekere Bertus Veldman.
Mijn broer en ik besloten langs de dijk te lopen. Het water stond al aan den voet van de dijk! We wilden op avontuur uit kwajongens hè, zien, of er ook dit of dat aanspoelde. Een paar weken te voren waren er elf Noorse balken aangedreven, balken van tien en elf meter. Ze werden over de dijk gehaald. Bleven voorlopig liggen en werden later gebruikt voor het leggen van een brug over de bermsloot. Deze was zeer wijd, men had daar grond weg gegraven voor de dijk. Broer en ik vonden niets dan water, allemaal water.... en we zijn toen maar naar huis gegaan.”
Naast ons woonde Jan Jacobs Hoekstra met zijn vrouw Geertje Dijkstra en twee kinderen: een jongentje Jacob Sijbrand van drie en een meisje Tetje van twee jaar. Ze hadden net een logé, een meisje van dertien jaar, Martha Reiding, dochter van Nanne Reiding. Haar ouders waren boer geweest te Engwierum, waar mijn ouders en onze buurman Hoekstra ook vandaan kwamen. Bij het indijken van de Westpolder waren ze allen hier gekomen om te werken en ze zijn hier blijven hangen. Martha sliep bij Hoekstra. Bij ons kon dat niet best, wij hadden grotere huishouding. Toen de storm 's avonds al erger werd, moest Martha maar bij ons wezen, omdat ze toch niet naar bed kon gaan. We zaten met elkaar in de kamer. Luisterden angstig naar de geweldige storm! Het zal zowat tegen half twaalf geweest zijn, toen Martha even naar buiten ging kijken. Toen ze weer binnen kwam, zei ze tegen vader: „Klaas! Wat regent het! Al het land staat onder water!" Net had ze dit gezegd, daar werd op het glas geklopt.
Onze overbuurman. Hij riep: „Weet je het? De dijk is door!". Hij vertelde het ook aan Jan Hoekstra.
Door de polder loopt een weg en tussen de boerderijen aan die weg liggen telkens pompen onder de weg door. Bij ons huisje was ook zoon pomp. De pompen konden er niet aan lopen. Zo kwam het, dat een gedeelte van den polder blank stond, terwijl het aan onze kant nog droog was. Martha ging nu vlug naar Hoekstra, om zich klaar te maken. We moesten misschien wel vluchten!
Jan Hoekstra kwam bij ons in de kamer en vroeg vader: „Hoe moet het nou Klaas?" Vader zei: „Maar gauw naar de plaats (boerderij) om een wagen!" Hoekstra naar de Manneplaats!
Een wagen werd klaar gezet. Toen ze de paarden er voor spanden, stonden ze al tot de knieën in het water. Zo konden ze den wagen toch niet gebruiken. Niks waard! Veldman — zetboer — bracht de paarden weer op stal! Hoekstra naar huis! Wilde vrouw en kinderen en Martha naar de Manneplaats brengen! De weg stond toen al blank, maar Hoekstra kwam er door! Hij riep nog even bij ons voor het raam, of wij al weg waren. Hij dacht van wel, omdat bij ons alles duister was. Maar wij zaten op de zolder en hebben Hoekstra niet gehoord. Toen wij op zolder gingen, stond onze lamp nog brandende op tafel. Later was de lamp uit.
Vader zei: „Tafel is al omgekanteld!". Hoekstra, zo vertelde hij ons later, vond zijn vrouw en Martha in de deur staan, elk met een kind op den arm. „Wij moeten weg!" riep hij. „Klaas Zijlstra is ook al weg!".
Ze verlieten hun huisje, Hoekstra nam hun zoontje Jacob op den arm.
Veldman op de Manneplaats heeft ze nog gezien, zowat 50 M. van het hek van de boerderij.
Hij zei tegen zijn vrouw: „Wij brengen de kinderen op zolder en dan zal ik Jan Hoekstra even helpen. Ze zijn dicht bij".
Toen Veldman buiten kwam, waren ze nergens meer te zien. Verdwenen, weg! Vermoedelijk met de sterke stroom om de boerderij weggespoeld later vonden we op het land een hoge schoen, de veter was los. Een schoen van Martha. Ze had zeker geen tijd gehad de veter vast te maken. Vrouw Hoekstra, Martha en de twee kinderen verdronken. Alleen Hoekstra redde zijn leven. Hij zag een lange balk drijven. Daar kwam hij mee aan de dijk. Toen meende hij, dat hij zijn jongetje Jacob nog onder den arm had, maar het was een plankje. Later vonden Hoekstra en ik het lijkje. Hoekstra kuste het, hij was alles kwijt!
Nou, wij zaten dan met elkaar op zolder, vader had de ladder omhoog getrokken. Voor en na liet hij die naar beneden glijden, om te peilen, of het water ook zakte. „Als het water zakt” zei vader, „moeten we dadelijk weg, want de komende vloed wordt nog hoger!". We zaten daar wel gevaarlijk! Ons huisje werd zwakker en zwakker. De voormuur, waar de ramen in zaten, was al ingestort, de gangmuur net zo. De zolder begon dus te hangen vader had de pannen van het dak gegooid, het huisje vatte dan niet zoveel wind.
En ook, als de zolder eens begon te drijven, was alles niet zo zwaar, hè. Benauwde ogenblikken daar op zolder! Daar zagen we opeens een schip! Tussen ons huisje en dat bij de boerderij van Louwes! Een schip van 'n 50 of 60 ton, denk ik. Er stond een man aan het roer. Het witte zeil wapperde in den wind! Het schip bleef liggen bij de boerderij van H. J. Louwes.
Toen het water zakte, zeilde het schip weer weg.
Bij het gat in den dijk bleef het vast zitten.
Vader zei: „Het Water wordt al weer hoger! Wij moeten er vandoor!"
Toen naar beneden, dan naar de Manneplaats. Vader en moeder ieder met 'n kind op den arm. Twee kinderen hielden vader vast, ik hield moeder vast. Vader had een hooivorkje en ik een „krabber", om door het water naar de weg te polsen Wij kwamen gelukkig op de Manneplaats! Daar stond nog niet zoveel water. De bodem was daar hoger. De bedden waren nog droog, maar de kabinetsladen stonden vol water. Wij kregen allemaal droge kleren aan. De kinderen werden op bed gelegd; Veldman en vrouw, vader en moeder bleven natuurlijk op. Het was intussen al een beetje licht geworden. Op den Middeldijk zagen we mensen. Ze probeerden met boten bij ons te komen. Die boten hadden ze van Zoutkamp gehaald. Ook met paard en wagen werd het geprobeerd, het gaf echter niets! De vloed kwam weer opzetten en het waaide!!! De boten konden ze niet in de wind vooruit krijgen, paard en wagens dreven ieder keer uit elkaar. Eindelijk gelukte het toch met een boot bij ons te komen. Een boot van Zoutkamp met zes man aan boord! Maar, wij konden er allemaal niet in. Er werd besloten dat vader en ik elk op 'n paard door het water zouden gaan, de anderen konden dan in de boot.
Vader ging buiten om naar de stal, ik binnen door. Toen ik bij de staldeur kwam, zat deze vast. Een hoop paardenmest was er tegen aan gedreven. Ik weer terug. Toen ik weer „boven" was (in de huiskamer der boerderij), durfde ik niet meer naar achteren. Op Manneplaats kon ik ook niet blijven!.... Ik de boot achterna! Deze was zowat bij de grintweg. Maar zij konden mij niet meer opnemen de boot werd dan te vol! Ik riep: „Als ik mij er maar aan mag vasthouden! Dan red ik mij wel!" Ik kwam nu bij de boot, en gelukkig, ze trokken mij der in! Om den hoek van de boerderij zag ik vader te paard. Hij moest zien, waar ik bleef. Toen wenkte ze, dat ik bij hen in de boot was.
In orde. Vader te paard verder. Maar, der waren geen bakens natuurlijk. Al gauw zat hij met het paard in een sloot het paard, zo vertelde vader later, stak voor en na den kop onder water, of het den grond nog kon ruiken. Maar, daar stond het water veel te hoog voor. Toch kwam hij, net als wij, behouden aan land! Wij waren gered! In het huisje bij Louwes woonde Sybe Klopstra met zijn vrouw Hindrikje Tilstra en twee kinderen: Roel, tien jaar en Willemke, negen jaar.
Allen verdronken. Klopstra vonden ze op zolder, zijn handen tussen de spanten geklemd. Ook woonde er een arbeider Voltmers met vier kinderen: Aafke, vier jaar, Geert, drie jaar, Ysbrand, 22 maand, Eitje, 16 dagen. Allen verdronken.
Op de boerderij van den heer Mansholt stonden de paarden klaar voor de wagen. Mansholt had in de gracht een peilschaal, kon precies zien, hoeveel het lijden kon. Eindelijk klom de familie op de wagen.
Al heel gauw vloog de disselboom los. Schaapvent,(de jongste knecht), maakte nu vlug alles los, spande de paarden af.
De familie Mansholt kwam lopende bij de boerderij van de heer Loots!
Schaapvent kroop met de hond in de paardenreep. Allen bleven gelukkig gespaard. Aldus vertelde de heer Zijlstra.
Met bewonderenswaardige helderheid van geest werd alles eenvoudig en kalm verteld. Voor en na een sober handgebaar, ter verduidelijking. Een verschrikkelijke watervloed! Veertien mensen verdronken.
Dertien werden in een gezamenlijk graf op het kerkhof te Vierhuizen op een en dezelfden dag begraven.
Martha Reiding werd te Houwerzijl ter aarde besteld.
Op het graf te Vierhuizen stond voor een twaalftal jaren nog een houten paaltje, waarop geschilderd: „Geertje Dijkstra, oud 32 jaar. vrouw van J. J. Hoekstra, met twee kinderen Jacob en Tetje, oud 3 en 2 jaar, overleden 30 januari 1877". Het Bestuur van de Westpolder plaatste in 1931 op het gezamenlijk graf te Vierhuizen een eenvoudig monument, waar op de woorden: „Ter Gedachtenis aan de 13 slachtoffers van de overstrooming van den Westpolder op 30 januari 1877". Een nobele daad van het Bestuur. De doorbraak en de overstroming brachten de ingelanden belangrijke schade. Enkelen van hen geraakten er zelfs door in financiële moeilijkheden. De dijk werd onder leiding van den heer J. van den Berg hersteld. De plaatsen, waar de dijk doorbrak, zijn nog duidelijk te herkennen: achter de boerderij van den heer Louwes, in de buurt van de grote eendenkooi. De herstelkosten bedroegen f 118.872.20.