


Hij scheurde zijn mantel in tweeën en gaf de bedelaar de helft ervan. In de nacht daaropvolgend zou Martinus Christus zelf hebben gezien, bekleed met deze mantelhelft.
Dit was een signaal voor Martinus om zijn leven anders te gaan inrichten.
Hij verliet het leger en koos de heilige Hilarius, bisschop van Poitiers, als leermeester.
Op 18-jarige leeftijd werd hij gedoopt en later ook in de geestelijke stand opgenomen.
Zijn eerste arbeid als priester verrichtte hij in zijn geboortestreek, waar hij het christelijke geloof verkondigde. Door tegenstand van heidenen en Arianen (een christelijke stroming, ook gezien als ketters, die de goddelijke afkomst van Christus niet accepteerden) moest hij daar weer snel vertrekken.
Omstreeks 360 vestigde Martinus zich als kluizenaar ten zuiden van de stad Poitiers. Hij kreeg veel volgelingen, zodat hier in 361 het eerste klooster op Franse bodem ontstond. In 371 werd Martinus door het volk tot bisschop van Tours gekozen. Hij bleef zijn monnikenleven voortzetten, stichtte omstreeks 375 in Tours een klooster en werkte samen met zijn kloosterlingen aan de verkondiging van het christendom in Frankrijk. Op 11 november 398 stierf Martinus, en op de feestdag van deze heilige werd het gebruikelijk om kinderen iets te geven.
Het leven van Martinus is beschreven door Sulpicius Severus (Vita S. Martini) en door Gregorius van Tours in diens Miraculorum Libri VIII. Beide schrijvers behoorden tot de meest gelezen auteurs in de Middeleeuwen en dit verklaart mede de grote populariteit van Martinus. In Frankrijk zijn duizenden kerken aan hem gewijd. De St. Martinusbasiliek in Tours werd een nationaal heiligdom. In Nederland is Martinus onder andere de patroon van de steden Utrecht en Groningen (Martinitoren).
De viering van Sint-Maarten
Naast Sinterklaas is Sint-Maarten nog een belangrijk volks- en vooral kinderfeest in Nederland.
Met name in Groningen, Drenthe, Noord-Holland, Brabant en Limburg trekken op de avond van de 11e november stoeten kinderen rond met lampions, gekocht bij de feestartikelenwinkel of zelf vervaardigd uit uitgeholde bieten. De kinderen gaan langs de deuren van de buurt, bellen aan en zingen een liedje. De bedoeling is dat de kinderen na het zingen een traktatie krijgen van de bewoners bij wie ze aangebeld hebben. Snoep, geld, een speeltje en fruit is welkom. Als de bewoners niets geven, of net doen alsof ze niet thuis zijn, peperen de kinderen dat de gierigaard(s) in met een toepasselijk versje.
Er bestaan flink veel varianten op de liedjes die de kinderen tijdens de rondgang zingen. In het liedje wordt vaak naar Sint-Maarten verwezen, maar er zijn in de loop der tijd ook varianten ontstaan waar Sint-Maarten niet meer in voorkomt.
Een bekend liedje luidt:
Sint-Maarten, Sint-Maarten
de koeien hebben staarten...
de meisjes hebben rokjes aan
daar komt Sint-Martinus aan
of:
Omstreeks 360 vestigde Martinus zich als kluizenaar ten zuiden van de stad Poitiers. Hij kreeg veel volgelingen, zodat hier in 361 het eerste klooster op Franse bodem ontstond. In 371 werd Martinus door het volk tot bisschop van Tours gekozen. Hij bleef zijn monnikenleven voortzetten, stichtte omstreeks 375 in Tours een klooster en werkte samen met zijn kloosterlingen aan de verkondiging van het christendom in Frankrijk. Op 11 november 398 stierf Martinus, en op de feestdag van deze heilige werd het gebruikelijk om kinderen iets te geven.
Het leven van Martinus is beschreven door Sulpicius Severus (Vita S. Martini) en door Gregorius van Tours in diens Miraculorum Libri VIII. Beide schrijvers behoorden tot de meest gelezen auteurs in de Middeleeuwen en dit verklaart mede de grote populariteit van Martinus. In Frankrijk zijn duizenden kerken aan hem gewijd. De St. Martinusbasiliek in Tours werd een nationaal heiligdom. In Nederland is Martinus onder andere de patroon van de steden Utrecht en Groningen (Martinitoren).
De viering van Sint-Maarten
Naast Sinterklaas is Sint-Maarten nog een belangrijk volks- en vooral kinderfeest in Nederland.
Met name in Groningen, Drenthe, Noord-Holland, Brabant en Limburg trekken op de avond van de 11e november stoeten kinderen rond met lampions, gekocht bij de feestartikelenwinkel of zelf vervaardigd uit uitgeholde bieten. De kinderen gaan langs de deuren van de buurt, bellen aan en zingen een liedje. De bedoeling is dat de kinderen na het zingen een traktatie krijgen van de bewoners bij wie ze aangebeld hebben. Snoep, geld, een speeltje en fruit is welkom. Als de bewoners niets geven, of net doen alsof ze niet thuis zijn, peperen de kinderen dat de gierigaard(s) in met een toepasselijk versje.
Er bestaan flink veel varianten op de liedjes die de kinderen tijdens de rondgang zingen. In het liedje wordt vaak naar Sint-Maarten verwezen, maar er zijn in de loop der tijd ook varianten ontstaan waar Sint-Maarten niet meer in voorkomt.
Een bekend liedje luidt:

de koeien hebben staarten...
de meisjes hebben rokjes aan
daar komt Sint-Martinus aan
of:

dat mijn lichtje
dat mijn lichtje
Elf november is de dag
dat mijn lichtje branden mag
In Groningen zingen de kinderen ook:

ik zai die zo geern,
doe daanst deur de straot'n
dat kist ja nait loat'n
Mien lutje lanteern,
ik zai die zo geern
wat betekent:
Mijn kleine lantaren
Ik zie je zo graag
Je danst door de straten
Mijn kleine lantaren
Dat kun je niet laten
Ook voor mensen die niet thuis geven is er een lied:

die ons nooit iets geven wil
Hier woont meneer Apenkop
Die eet zelf alles op
Bron liedjes: Gerrit Leeftink