Ongeluk met postwagen in 1848
Jan Rijpkes Bos uit Leens was ondernemer en eigenaar van een postwagendienst tussen Leens en Groningen.
In Mensingeweer werd gewoontegetrouw halt gehouden bij kastelein Bulthuis. Dit oponthoud nam ook meer tijd in beslag dat men gewend was. Luit ging hier het café in en zag dat Bos met een glas in de hand in de hoek van het café bij de haard stond. Bos liet zich snel overhalen de rit te vervolgen. Bij Den Hoorn gekomen reed Bos met de wagen tegen het Tolhek aan. Hierdoor ontstond schade aan de postwagen en het paardentuig. Toen Bos van de wagen wilde stappen viel hij tussen de paarden op de grond. De Vries wilde hem overeind helpen zodat de zaak weer aan de rit kwam. Als reactie hierop begon Bos zijn hulpverlener te slaan zodat de Vries hem niet langer hielp. Bos zag na enige tijd alleen kans om de reis te vervolgen. Luit nam zijn goederen van de postwagen en ging alleen te voet verder. De Vries durfde niet meer mee te rijden op de wagen en liep daarom te voet met de wagen mee tot Wehe. Voorbij Wehe spoorde Bos de paarden aan waardoor deze sneller gingen lopen, zodat de Vries de wagen niet meer kon bijbenen. Langs een binnenpad liep de Vries naar Leens. Hij ging er van uit dat Bos met de postwagen al in Leens moest zijn aangekomen toen hij daar aankwam. Dit bleek echter niet het geval te zijn.
De Vries had echter veel goederen op de wagen staan zodat hij direct rechtsomkeert maakte. Arend Boetes Zeilenga liep met hem mee terug langs de route waarvandaan Bos zou moeten komen uit Wehe. Aan de Valge liepen de drie paarden die voor de postwagen waren gespannen de beide mannen tegemoet. Toen ze op de Leenster wierde liepen kwam Bos hen vervolgens tegemoet lopen. Hij zei dat de wagen een eind terug, bij Blinks land, op de kop in de sloot lag. Dit bleek te kloppen.
Veldwachter R. Dijkstra verhoorde de betrokkenen korte tijd later en maakte daarvan een proces-verbaal op. Naar aanleiding van dit voorval verbood burgemeester van Julsingha, Bos om nog langer te fungeren als voerman op zijn postwagen. Hij droeg Bos op om er voor te zorgen dat een geschikt iemand dit werk overnam op zijn postwagen.
Jan Rijpkes Bos uit Leens was ondernemer en eigenaar van een postwagendienst tussen Leens en Groningen.
Op vrijdag 7 januari 1848 fungeerde hij ook als voerman op deze postwagen. Kornelis Reinders de Vries en Meeuwes Luit kwamen beiden uit Leens. Ze waren goederenbesteller en met Bos meegegaan naar Groningen. Die middag vertrok de postwagen om drie uur uit Groningen.
Dat betekende dat de wagen pas in Leens aan zou komen op een moment dat het al lang donker was geworden. Men moet dan ook nog bedenken dat de weg waarlangs werd gereden veel kuilen had en nauwelijks verlicht is geweest. Toen de heren uit Groningen vertrokken bleek dat Bos aangeschoten was. Hij was echter nog wel in staat om de wagen te berijden. Tot Winsum verliep alles goed.
Toen men daar aankwam werd er halt gehouden bij kastelein Wiersema.
Toen men daar aankwam werd er halt gehouden bij kastelein Wiersema.
De mannen blijven daar ongeveer 20 minuten langer dan men gewend was. De Vries ging naar binnen en drong er bij Bos op aan om de rit te vervolgen. Hij zag dat Bos een borrel dronk en erger beschonken was geraakt. De Vries en Luit waren wel bang voor ongelukken maar ook tot Mensingeweer verliep de tocht voorspoedig.
In Mensingeweer werd gewoontegetrouw halt gehouden bij kastelein Bulthuis. Dit oponthoud nam ook meer tijd in beslag dat men gewend was. Luit ging hier het café in en zag dat Bos met een glas in de hand in de hoek van het café bij de haard stond. Bos liet zich snel overhalen de rit te vervolgen. Bij Den Hoorn gekomen reed Bos met de wagen tegen het Tolhek aan. Hierdoor ontstond schade aan de postwagen en het paardentuig. Toen Bos van de wagen wilde stappen viel hij tussen de paarden op de grond. De Vries wilde hem overeind helpen zodat de zaak weer aan de rit kwam. Als reactie hierop begon Bos zijn hulpverlener te slaan zodat de Vries hem niet langer hielp. Bos zag na enige tijd alleen kans om de reis te vervolgen. Luit nam zijn goederen van de postwagen en ging alleen te voet verder. De Vries durfde niet meer mee te rijden op de wagen en liep daarom te voet met de wagen mee tot Wehe. Voorbij Wehe spoorde Bos de paarden aan waardoor deze sneller gingen lopen, zodat de Vries de wagen niet meer kon bijbenen. Langs een binnenpad liep de Vries naar Leens. Hij ging er van uit dat Bos met de postwagen al in Leens moest zijn aangekomen toen hij daar aankwam. Dit bleek echter niet het geval te zijn.
De Vries had echter veel goederen op de wagen staan zodat hij direct rechtsomkeert maakte. Arend Boetes Zeilenga liep met hem mee terug langs de route waarvandaan Bos zou moeten komen uit Wehe. Aan de Valge liepen de drie paarden die voor de postwagen waren gespannen de beide mannen tegemoet. Toen ze op de Leenster wierde liepen kwam Bos hen vervolgens tegemoet lopen. Hij zei dat de wagen een eind terug, bij Blinks land, op de kop in de sloot lag. Dit bleek te kloppen.
Veldwachter R. Dijkstra verhoorde de betrokkenen korte tijd later en maakte daarvan een proces-verbaal op. Naar aanleiding van dit voorval verbood burgemeester van Julsingha, Bos om nog langer te fungeren als voerman op zijn postwagen. Hij droeg Bos op om er voor te zorgen dat een geschikt iemand dit werk overnam op zijn postwagen.