Straatverlichting Leens - Marnegebied - Alles van het MARNEGEBIED

Zoeken
Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Straatverlichting Leens - Marnegebied

Historie - 3

Straatverlichting gemeente Leens 1874

In veel dorpen in de gemeente Leens ontstonden in de tweede helft van 19de eeuw commissies die zich belastten met het aansteken van lantaarns en de aanschaf van petroleum. De gemeente schafte doorgaans de lantaarns aan. De commissie in Warfhuizen vroeg in 1874 om bij de klapbrug in Warfhuizen een lantaarn te plaatsen. Omdat het om een brug ging die soms open stond voor de scheepvaart was men bang dat andere weggebruikers gevaar liepen als het donker was. Ook de kinderen die de avondschool bezochten, konden deze brug dan veiliger passeren. De commissie in Warfhuizen kwam op dit idee doordat om dezelfde redenen in Mensingeweer ook een lantaarn was geplaatst bij de klapburg.

Een dergelijk verzoek kwam dat jaar ook nog uit Schouwerzijl. Er werd gevraagd om bij de sluis een lantaarn te plaatsen. In 1899 werd nog gevraagd om lantaarns te plaatsen bij de scheepstimmerwerf, de woning van J. Borgers en bij de voormalige molenwerf. In 1901 bestond de commissie daar uit M. Poll, B. Snaak, Y. van Kampen, L. Kingma en H. Harms.

Een groep inwoners van Leens vroeg in 1880 aan de gemeente om palen met lantaarns te plaatsen, deze te onderhouden en iemand aan te stellen die deze lantaarns aanstak. Ook in dit geval werd gewezen op de risico's bij duisternis voor weggebruikers en de bezoekers van de avondschool. Dit verzoek werd waarschijnlijk niet ingewilligd, want in 1885 werd dit verzoek herhaald. In 1904 bracht de gemeente Leens in verschillende dorpen van de gemeente straatverlichting aan. Ook nu moesten de dorpelingen er zelf voor zorgen dat het licht werd aangestoken en dat de benodigde petroleum werd aangeschaft. Dit leidde al gauw tot problemen. Het bleek al gauw veel dorpelingen de lichtpunten niet of te laat aanstaken en dat niet iedereen wilde bijdragen in de kosten van aanschaf van petroleum.
Dit leidde er toe dat verschillende dorpsverenigingen een brief stuurden naar de gemeente waarin werd gevraagd om deze taken door de gemeente te laten uitvoeren. De te maken kosten konden vervolgens in de vorm van een gemeentelijke belasting over alle inwoners worden omgeslagen.

In Zuurdijk werd in hetzelfde jaar 1904 de commissie van straatverlichting ontbonden. Hierin hadden zitting E. J. Boneschansker, G. Poel en A. Lap.
De commissie vroeg aan de gemeente om nog twee lantaarnpalen te plaatsen in het dorp. De gemeente kon dan kosteloos de lantaarn, ladder met haken en de petroleumklip overnemen. De commissie deelde ook mee dat de arbeider Jan Schaap bereid was om tussen 28 september 1904 en 15 maart 1905 drie lantaarns aan te steken tegen een vergoeding van f 15, - (f = gulden). Voor iedere lantaarn die hij meer moest aansteken bedong hij een vergoeding van f 5, -. De commissie vroeg aan de gemeente om hiermee in te stemmen omdat Jan Schaap als enige in het dorp bereid was om deze taak op zich te nemen. De gemeente wilde niet aan het verzoek meewerken. De commissie maakte hiertegen bezwaar en schreef dat het oostelijke en het westelijk deel van het dorp nauwelijks of in het geheel niet werd verlicht.
Er stonden lantaarns bij de kosterij, bij de woning van G. Poel en achter een aantaal afgelegen woningen aan de zuidkant van het dorp. Men wilde graag nog lantaarns hebben bij de woning van Nederhoed en bij de Boerderij van Zijlma.
Bovendien was Schaap kennelijk kwaad geworden over het besluit van de gemeente.
Per januari 1905 was hij niet langer bereid om de lantaarns aan te steken.

Lantaarnaansteker rond 1903   

In de jaren die volgden kwam in de dorpen steeds meer straatverlichting. En in plaats van petroleumverlichting kwamen elektrische lampen. In 1932 was in de gemeente Leens zes kilometer weg verlicht en stonden er 115 lichtpunten (waarvan twee nachtbranders).

 
Copyright 2015. All rights reserved.
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu