Ds. Hendrik de Cock - Alles van het MARNEGEBIED

Zoeken
Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Ds. Hendrik de Cock

Beroemdheden

Marnegebied - Ds. Hendrik de Cock

In het jaar 1829 deed ds. Hendrik de Cock zijn intrede in Ulrum, Marnegebied. Hij onderscheidde zich niet van de meeste predikanten in die dagen. De diepte van zijn schuld tegenover God was hem vreemd. De grootheid van het alles omvattend verlossingswerk van Christus was hem onbekend. Maar in Ulrum waren eenvoudige vrome mensen, zoals een zekere Klaas Kuipenga, die tot Ds. De Cock zei: "Indien ik ook maar eene zucht tot mijne zaligheid moet toebrengen, dan ben ik voor eeuwig verloren". Dit was voor Ds. De Cock ongehoorde taal en bracht hem tot onderzoek van de Bijbel en de belijdenisgeschriften.
Hij is toch de predikant.....
Hij moet de weg naar de zaligheid wijzen.....

Maar dat hij dit niet in volle ernst vanuit de Bijbel en de belijdenisgeschriften gedaan heeft, was voor hem een schokkende ervaring. Dan gaat hij opnieuw lezen en studeren en bidt tot God om licht en inzicht. In plaats van over de deugdzame mens die het zelf wel kan, preekt hij nu over de rijkdom van de genade van Jezus Christus, waardoor een mens behouden kan worden. De kerkgangers in Ulrum merken het: de dominee preekt anders. Hij brengt geen mensen woorden, maar Gods Woord !!!

Hij ging inzien hoever de kerk van de oude gereformeerde leer afgeweken was.
Hij ging waarschuwen tegen de toestanden in de kerk. Hij weigerde in het vervolg attesten af te geven van hen die de gereformeerde leer niet onderschreven, en hij doopte kinderen uit andere gemeenten. Dit soort prediking en diverse zaken daaruit volgend  brengen ds. De Cock in een slecht daglicht bij de kerkelijke besturen, (classis, provinciaalbestuur enz.). Het kwam zover dat De Cock geschorst werd door het classicaal bestuur van Middelstum (Gr.) Hij wordt voor twee jaar met verlies van traktement geschorst. Door velen wordt aangedrongen zich af te scheiden van het Nederlands Hervormd kerkgenootschap, maar daar mist ds. De Cock nog de vrijmoedigheid voor.

Als op 9-10-1834 een medestander, ds. H. P. Scholte uit Doeveren (NBr.), ds. De Cock in Ulrum komt bezoeken, op een moment dat de familie De Cock een ernstige gebeurtenis van heel andere aard te verwerken had. Op 5-10-1834 was, na een ziekte van 3 weken,  het derde kind van Hendrik de Cock en Frouwe Venema, dochtertje Jantje op ruim 3½ jarige leeftijd overleden. Omdat het dochtertje van De Cock net was overleden, vraagt de kerkenraad hem om vrijdagavond 10 oktober in een kerkdienst voor te gaan. De  kerkklokken luiden op een ongewone tijd. Op de vrijdagavond zit de kerk zit echter wel vol. Er worden kinderen gedoopt en daarna preekt ds. Scholte. Velen gaan gesterkt naar huis en wensen dat ds. Scholte ook zondag in de diensten zal voorgaan. Maar dat gaat niet door. Volgens de regels van de classis zal ds. Smith uit het naburige Leens de dienst waarnemen en daarvan wordt niet afgeweken. Het is niet duidelijk of dit overlijden Scholte naar Ulrum heeft getrokken of de perikelen rond De Cock. Hij is uit Groningen met de wagen opgehaald door ouderling Beukema en twee geestverwanten uit Houwerzijl. Helemaal onverwachts was de komst van Scholte  dus niet.

Zondagmorgen na de dienst wordt de kerk door de politie gesloten en bewaakt. Toch leidt ds. Scholte die zondagmiddag een dienst. Dit gebeurt vanaf een boerenwagen  in het weiland achter de pastorie. Vele honderden komen in het open veld naar de hagenpreek luisteren. Na deze gebeurtenissen wordt het ds. De Cock duidelijk dat hij niet langer mag zwijgen. Maandagavond 13 oktober 1834 roept hij de kerkenraad bijeen en deelt deze mede, dat hij zich gaat afscheiden van het Nederlands Hervormd kerkgenootschap. De gehele kerkenraad volgt hem. Op 14 oktober werd de acte, in de woning van de weduwe Koster, voorgelegd aan de daar vergaderde gemeenteleden. Een belangrijk deel van de lidmaten der Hervormde Kerk te Ulrum en een groot aantal andere personen - in totaal 137 - ondertekenden de acte van Afscheiding.

Woning van de weduwe Koster

Na die gebeurtenis namen de onrust en spanning in Ulrum nog danig toe in. Een compagnie van meer dan 100 soldaten werd naar het dorp gestuurd om de orde te handhaven  en de afgescheidenen te intimideren; dat laatste gebeurde vooral door inkwartiering. Eind november werd De Cock gevangen gezet in Groningen.
Voor die tijd had hij nog tal van bijeenkomsten geleid in de provincies Groningen en Drenthe.
Spoedig kwam het overal in het land tot afscheiding van de Hervormde Kerk. Door gerechtelijke vervolging en inkwartiering van soldaten trachtte de overheid de afscheidingsbeweging te onderdrukken. Maar het tij was niet meer te keren. In april 1835 waren  er alleen al in de drie noordelijke provincies twaalf afgescheiden gemeenten gevormd.

Het nieuwe kerkenraadsboek in Ulrum geeft het volgende verslag: "Dinsdagavond den veertiende Oktober 1834 hebben wij, na biddend en knielend opzien tot den HEERE, ons afgescheiden van den valsche kerk en in de mogendheden des HEEREN het ambt aller  gelovigen aangenomen, hetwelk Hij, de HEERE, de Almachtige, den Eenige en Drie-eenige God bevestige!". Met psalmgezang en dankzegging is de plechtigheid besloten.

Zodra de "Afscheiding" in Ulrum in het land bekend wordt, volgen er in meer plaatsen groepen mensen, die "om den gewetenswil" het Nederlands Hervormde kerkgenootschap verlaten. Verschillende predikanten worden geschorst of door de regering op een niet  mis te verstane manier tot de orde geroepen.
Het hoofd der kerk, Z. M. Koning Willem I, verklaart dat die 'zogenaamde gereformeerde kerken' zonder des Konings toestemming geen wettig bestaan zullen hebben. Indien toestemming wordt verleend mogen de samenkomsten der Afgescheidenen door niet meer dan 20 personen bezocht worden. Als daarvan wordt afgeweken zal de gerechtelijke macht ingrijpen. En dat is ook op vele plaatsen in ons land gebeurd.

De geschiedenis van de Christelijke Gereformeerde Kerk begint daarom bij de afscheiding die op 14 oktober 1834 in Ulrum plaats vond.

Biografie:
Hendrik, zoon van Tjaarda de Cock en Jantje Hindriks Kappen de Boer, komt op 12 april 1801 ter wereld in het Groningse Veendam. Door zijn ouders werd hij opgevoed in de liberale beginselen van zijn tijd. Het gezin verhuist na de geboorte naar het aanpalende Wildervank, waar Hendriks vader in 1811 burgemeester wordt. Hendrik ging naar de Latijnsche school en daarna naar de Universiteit in Groningen, waar de latere Professor Hofstede de Groot zijn academievriend was. Achtereenvolgens stond hij als predikant in de Ned. Herv. Kerk te Eppenhuizen (1824), Noordlaren (1827, en Ulrum (1829). Hij trouwt met de Wildervankse Frouwe Venema, dochter van een welgestelde boer. Uit dit huwelijk worden zeven kinderen geboren van wie er twee jong overlijden. Hendrik de Cock overlijdt 14 november 1842 in Groningen na een ernstige longziekte, nog maar 41 jaar oud, en wordt daar vier dagen later door zijn studenten grafwaarts gedragen, op de Zuiderbegraafplaats in Groningen. Hij liet zijn geliefde echtgenoot, Frouwe Venema, achter met vijf kinderen, "waarvan 3 te jong zijn om hun verlies te beseffen" (rouwadvertentie). Na het overlijden van Frouwe Venema in 1889 is in 1891 een grafmonument opgericht op de Zuiderbegraafplaats aan de Hereweg te Groningen.
In 1911 is het vernieuwd.

Grafmonument Hendrik de Cock

Nederlands Hervormde kerk in Ulrum, Marnegebied.

Interieur van de Ned. Hervormde kerk te Ulrum


 
Copyright 2015. All rights reserved.
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu