School problemen rond 1880 - Alles van het MARNEGEBIED

Zoeken
Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

School problemen rond 1880

Historie - 3

Houwerzijl
In 1889 was het de gewoonte dat leerlingen hun jassen en petten ophingen in de klas. Als deze kleding door regen nat was geworden veroorzaakte deze vochtoverlast. Daarom stelde de schoolopziener voor om langs de leslokalen een gang te bouwen. Zodoende kon aan dit probleem een eind worden gemaakt. Rond de eeuwwisseling was Jan van Calkar schoolhoofd. Hij was in 1849 geboren en kwam in 1881 naar Houwerzijl. De school had ongeveer 40 leerlingen en hij was als enige leerkracht aan deze school verbonden. In 1900 schreef de schoolopziener jhr. Alberda van Ekenstein een brief aan de gemeente waarin stond dat op de lagere school in Houwerzijl ook gymnastiekles moest worden gegeven.

Naar zijn mening was hiervoor op het schoolplein voor het Schoolgebouw voldoende ruimte beschikbaar. Het schoolhoofd had hem gezegd dat hij niet tegelijkertijd zowel op het plein als in het leslokaal les kon geven. De schoolopziener was het niet eens met de opmerkingen van het schoolhoofd omdat er een wettelijk plicht was dat ook gymnastiekles werd gegeven. Hij vond dat het schoolhoofd deze zaak te serieus opnam. Er kon volgens hem wel gymnastiekles worden gegeven tijdens het speelkwartier.

Er was dan een mogelijkheid om een groep kinderen apart te nemen voor deze les. Dit speelkwartier stond niet in het leerplan opgenomen en daarom vroeg hij aan het gemeentebestuur om er voor te zorgen dat dit wel zou gebeuren. De gemeente stelde het schoolhoofd van de opvattingen van de schoolopziener op de hoogte en deze kwam daartegen in het geweer. Hij schreef dat de school zeven leerjaren had en bijna veertig leerlingen telde. Het zou van hem een te grote inspanning vergen als hij ook nog gymnastieklessen moest geven. Bovendien deed zich nog een aantal praktische problemen voor. De oppervlakte van het schoolplein was erg klein. Voor de school had het een breedte van ongeveer vijftien meter.

Van de weg tot de linker voormuur van de school was de afstand drie meter en tot de rechter voor muur was de afstand zeven meter. Bovendien was het plein erg oneffen zodat er risico's waren voor valpartijen. Ook was hij bang dat de leerlingen tijdens de gymnastieklessen konden worden afgeleid door de bewoners van de aangrenzende woningen. Verder wees hij er op dat het plein bedekt was met horzel (het gaat hier waarschijnlijk om een soort afvalgrind). Hij vroeg zich af wie het toezicht op kinderen moest uitoefenen die niet aan de gymnastieklessen deelnamen. Hij kon zich niet concentreren op twee verschillende groepen kinderen. Bovendien zou de gymnastiekles ten koste gaan van lestijd die aan andere vakken moest worden besteed.

Ulrum
Hindrik Scholte werd in 1838 geboren en kwam in 1878 naar Ulrum. Later is in Ulrum een straat naar hem vernoemd. Naar aanleiding van een aantal opmerkingen over het handwerkonderwijs van de schoolopziener in 1886 verweerde hij zich als volgt. Hij schreef dat hij om de drie weken in een ander leslokaal was dan waar het handwerkonderwijs werd gegeven. Tijdens zijn aanwezigheid bij de handwerklessen lag de nadruk op het handhaven van de orde e.d. Over de 'leerprestaties' kon zich minder goed een oordeel vormen. Voor het handwerkonderwijs waren goede zitplaatsen beschikbaar. Er was geen sprake van dat tijdens deze lessen een aantal leerlingen moesten zitten op de tafeltjes, zoals de schoolopziener had geschreven aan de gemeente. Aan leerlingen waar van ouders niet in staat waren om het “materiaal” dat nodig was voor het handwerken te betalen, zou dit materiaal voortaan kosteloos beschikbaar worden gesteld. Bijna alle meisjes van zeven jaar en ouder namen deel aan de lessen.

Westernieland
Op 24 januari 1837 maakte Harmannus Reits een verslag van de onderwijssituatie in Westernieland. Hij was op l0 november 1790 in Winsum geboren. In Westernieland woonden toen 62 leerplichtige kinderen en in Saaxumhuizen 16. De week daarvoor waren slechts 43 kinderen voor het krijgen van les verschenen. Deze lessen werden niet op school maar bij Reits thuis gegeven. Zijn gezondheid liet het niet toe om naar school te gaan. Dit werd ook veroorzaakt door het koude en gure weer. Al enige tijd werd omgezien naar een geschikte ondermeester.

Deze meende men te hebben gevonden in de persoon van Maarten Rienks uit Winschoter-Oosteinde. Reits overleed op l2 april 1837 in Westernieland. Zijn vrouw was Hilje Thomas van der Kamp en zij was winkelierster in Westenieland. Als opvolger van Reits werd Marten Kuipers aangesteld. Deze deelde het gemeentebestuur in 1838 mee dat het schoolgebouw veel te klein was. Door regen in de muren liepen hij en de kinderen regelmatig verkoudheid op. Ook viel er geregeld pleisterwerk van de muren op de grond. Het gebouw was eigendom van de kerk.

De inkomsten van de onderwijzer waren als volgt opgebouwd:
Het in beklemming geven van 9 jukken land voor gemiddeld: 135, - gulden
Het jaarlijks verhuren van 5 jukken land voor: 20, - gulden
De schoolgelden  brachten  op: 150,- gulden
Heemhuren: 9, - gulden
Rijkstoelage: 15, - gulden
Een juk land is overigens een perceel grond dat op een dag door ossen kan worden geploegd.
Het zal neerkomen op ongeveer een halve hectare.

 
Copyright 2015. All rights reserved.
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu